Jens Aerts | 7 april 2020
Virologen hadden het allemaal voorspeld. Bill Gates had erals één van de slimste en meest invloedrijke filantropen al voor gewaarschuwdvijf jaar geleden: devolgende uitbraak komt er, en we zijn niet klaar. “En nu kijken we allemaalnaar een film, waarvan de scenes zich één na één ontrollen voor onze neus. Wezitten op de tip van onze stoel voor wat volgen zal, en naarmate we meer te zien krijgen, begin je het verhaal tebegrijpen.” Het zijn zowat de woorden van Andrew Cuomo, de gouverneur van destaat New York, tijdens zijn dagelijksepersconferentie vandaag, zondag 5 april. Welgeteld 4 758 doden, 122 000mensen besmet in ’s werelds epicentrum van de COVID-19 pandemie, as we speak.Een veelvoud ten opzichte van België dat grofweg twee keer minder inwonerstelt. De aanzettende curve van coronagevallen in New York torent nu uit bovendie van Wuhan, China en Italië. Nochtans moet de piek nog komen de volgendetwee weken.
De combinatie van een zeer zwak, haast volledigegeprivatiseerd Amerikaans gezondheidssysteem, een incompetente president –herinner u hoe hij rollen toiletpapier naar toehoorders wierp tijdens een hulpmissienaar het door orkaan Maria geteisterde Puerto Rico in 2018 – en een hyper-geconnecteerdewereldstad zijn in turbo-modus geschud tot een dodelijke cocktail. Alles is hierchaos nu: een tekort aan testen, gezondheidspersoneel, bedden, ventilatoren. Degouverneur overtuigt als crisismanager, daarbij geflankeerd door virologen enexperten die net als in België terecht alle krediet krijgen. De met cijfers enpower-points gestoffeerde dialogen met de pers zijn een verademing, want opfederaal niveau is elk greintje geloofwaardigheid of enige allusie naarfeitelijkheden al lang verdampt. Ondanks de late instructies aan inwoners omthuis te blijven, is de stad dan toch in slow-motion verstilt tot een achtergrondvoor beklijvende taferelen: het hospitaalschip USNS Comfort met 1000 bedden en hetrode kruis op de witte romp dat traag de haven binnenvaart, de tijdelijkehospitaaltenten die dit weekend in allerijl in een Central Park vollentebloesems werden opgezet, maar ook de beelden van op elkaar geproptereizigers in de metro. Reizigers die de vele essentiële diensten leveren in destad, maar wel volledig blootgesteld zijn aan het virus. De zogezegdeonderklasse die de informele en formele economie schraagt zoals nu wel blijkt,zonder sociaal vangnet, zonder veel keuze.
In dat oog van de storm ga ik zelf met mijn familie dag 20 vande quarantaine in. Zowel de school als het werk draaien nu zo goed als kanvolledig online. Ik verslind de professionele media, analyseer deindrukwekkende data-dashboardsover COVID-19 en probeer te vatten wat we er als stadsplanners van moetendenken. Binnen ISOCARP nam ik toevallig vorige maand het initiatief om een Communityof Practice Urban Health op te richten. Want het is hoog tijd dat we eenbelangrijke historische lijn van stadsplanning terug afwandelen en meeraansluiting zoeken met de sociale, gezondheids- en welzijnssector. Ook hebbenstadsplanners potentieel de nodige inzichten en instrumenten om lokaleoverheden nu bij te staan bij het ontwerp van gezonde steden, op korte en langetermijn. We willen met andere vakmensen het arsenaal van huidige stedenbouwkundigeprocessen, plannen, onderzoekstrajecten en wetgeving tegen het licht houden. Omhet drastisch anders te doen, maar soms ook juist te benadrukken dat er in de huidigepraktijk van duurzame stadsplanning al met veel gezond verstand gewerkt werd, zijhet veel te impliciet.
Een vijftal bedenkingen, als schot voor de boeg.
1. Physical distancing, maar collectief verbonden
Het heeft lang geduurd, maar de Wereldgezondheidsorganisatie WHO begint eindelijk een term te gebruiken die beter de beoogde maatregel omschrijft: physical distancing in plaats van social distancing. Social distancing alludeert terecht aan de noodzaak om sociale gewoontes aan te passen, wat het uitroeien van recente epidemieën in low-tech omgevingen moeilijk maakte, vroegere Ebola-uitbraken indachtig. Maar in de meeste stedelijke contexten heeft de Internet of Things gezorgd voor vele alternatieve manieren om sociaal verbonden te blijven met je gemeenschap, om over te stappen op on-line werk en onderwijs. Physical distancing verduidelijkt ook hoe schrijnend de onmacht is om COVID-19 aan te pakken in achtergestelde wijken en slums, waar ruimte om te kunnen ordenen op alle vlakken structureel ontbreekt. Zelfs als er extreem veel testcapaciteit zou zijn, hoe kan je isolatie opleggen en voorzien in een inkomen?
2. De publieke ruimte als gemeenschappelijk kuuroord in de stad
Physical distancing is niet enkel letterlijk wat nodig is, maar belichtook het belang om bijkomende maatregelen te treffen die fysieke activiteit enveilige mobiliteit bevorderen. Vooral in dense wijken komt het er nu op aan omde publieke ruimte in te richten op maat van de mens, tijdelijk of permanent. Aangezienopenbaar vervoer te weinig kan afgestemd worden op de noodzakelijke afstandsregels,moet voluit de kaart van fietsen en wandelen getrokken worden. Steden als Bogota,Berlijn en Brusselschakelen een versnelling hoger in al eerder ingezet duurzaam stadsverkeersbeleid,de burgmeester van NewYork De Blasio staat helaas op de rem.
Door COVID-19 maatregelen is de luchtkwaliteit ook eindelijk aanvaardbaar: kunnen duurzame energie en transport versneld ingevoerd worden , naar analogie met de digitale revolutie die zich nu in het dagelijkse leven voltrekt?
3. De juiste densiteit: voor een gezonde planeet, een gezonde mens en gezonde economie.
De COVID-19 crisis brengt ook weer de discussie over de dense stad naarboven, een discussie die meestal zinloos is als ze niet getoetst wordt binneneen breder plaatje. Er is immers weinig keuze om al dan niet compacter insteden te wonen, de andere klimaatcrises indachtig. Hoewel New York nu doordeze crisis zwaar getroffen wordt, tonen andere, gelijkaardige densesteden en landen in Azië dat ze wel de spreiding van het virus de baaskunnen, door veel te testen, door strikte isolatie, door gemoderniseerdeoverheidsdiensten die geïntegreerd kunnen worden, en door heel veel burgerzin.
Er is wel zeer veel ruimte om meer kwalitatieve woonomgevingen op te leggen. Kan de COVID-19 crisis de noodzakelijke druk op de ketel zijn, om via regelgeving en ontwerp meer balkons, meer collectieve ruimtes, meer gradiënten op te leggen, de origine van het hedendaagse stadsontwerp indachtig?
4. De buurt als rendabel lokaal leveringsplatform van gezondheidsvoorzieningen
Met de sluiting van scholen in New York zakt de buurtwerking voor de zwaksten in elkaar. Gezinnen rekenen op de school, niet enkel voor het onderwijs, maar ook voor de gratis lunch. Er moet nu naar een bevoorradingssysteem gezocht worden, waarbij de school als infrastructuur en leveringspunt wordt gekeken. Vooral arme buurten in de periferie van de stad missen basisvoorzieningen. Een oproep voor de 15-minuten compacte stad klinkt opeens niet meer als een manifest, maar de logica zelve. Want hoe gaan we na deze crisis, die alle overheden met een nooit eerder geziene schuldenlast zal opzadelen, nog kunnen argumenteren om de investeren in suburbanisering, waarvan de maatschappelijke kosten onlangs in detail zijn doorgerekend.
5. De ongezonde leefomgeving: het sluipende virus
Inde gezondheidssector is al een tijdje het besef gegroeid dat de gezondheid enleefkwaliteit van een persoon sterk samenhangt met omgevingsfactoren, die nietkunnen genezen worden, maar vooral preventief en multidisciplinair moetenaangepakt worden . Vijf groteniet-overdraagbare ziektes (cardiovasculaire ziektes, diabetes, kanker,longaandoeningen en mentale aandoeningen) hangen samen met vijf groterisicofactoren (roken, ongezonde voeding, gebrek aan fysische activiteit,alcohol en milieuvervuiling). Het plannen van een gezonde, veilige leefomgevingis dus een essentieel luik van een 21e -eeuws gezondheidsbeleid, mettoegang tot gezondheidsdiensten, maar ook tot evenwichtigevoeding, spel, beweging en frisse lucht. Patiënten met chronische niet-overdraagbareziektes blijken nu extra kwetsbaar te zijn voor het COVID-19 virus.
Steden en lokale overheden staan dus centraal om in die gezondeomgeving te voorzien en lokale gemeenschappen weerbaar te maken, ook digitaal,tijdens deze crisis en nadien. De cruciale vragen die planners in praktijk enbeleid zich nu moeten stellen: worden we voldoende betrokken bij het definiërenvan crisismaatregelen die nauwgezet worden afgewogen tussengezondheidsspecialisten en bovenlokale overheden? Gebeurt de vertalingvoldoende, duidelijk en met relevante complementaire maatregelen op lokaal niveau? En vooral, hoebouwen we terug de solide brug tussen ruimtelijke planning en gezondheid? Wantwe kunnen niet terugkeren naar het vroegere normaal. Laat ons verderdiscussiëren als discipline, casestudies bestuderen en onderzoekstrajecten uitstippelen,vooral in samenwerking met de epidemiologen en andere gezondheidsexperts!
Jens Aerts, ir. architect stedenbouwkundige
Bestuurslid VRP – ISOCARP Community of Practice Urban Health – urban planning consultant UNICEF