JEF VAN DEN BROECK. 3 MAART 2017. Was het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) een trendbreuk met het verleden? Ja en neen. Reeds sinds de jaren 1970 vroegen planners om een ruimtelijke visie en een beleid op Vlaams niveau. Ze gingen ervan uit dat de gewestplannen louter bestemmingsplannen waren, die weliswaar de basis vormden voor het vergunningenbeleid maar niet volstonden om de gewenste ruimtelijke ontwikkeling te realiseren. Vandaar de roep om een ruimtelijk beleidsplan voor Vlaanderen. De plannerswereld pleitte ook voor een ander, dynamischer en strategisch instrumentarium. Het zou 20 jaar duren vooraleer dat er allemaal kwam.
Een trendbreuk? Ja!
Het RSV werd een duidelijk en inhoudelijk robuust document, met een uitgewerkte visie over de gewenste ontwikkeling, een bovenlokaal kader voor de beleidssectoren, provincies en gemeenten. Het plan betekende niet meer of minder dan een trendbreuk, met zijn concrete doelstellingen voor een gewenste ruimtelijke structuur: kernversterking, concentratie van bebouwing in stedelijke gebieden, verweving van functies, bescherming van de open ruimte en natuur, categorisering van het wegennet, geconcentreerde economische ontwikkeling,… Het luidde ook een juridische en inhoudelijke trendbreuk in: er kwam een coherent instrumentarium via twee planfiguren voor elk beleidsniveau: het structuurplan, waaraan het beleid gebonden was, en uitvoeringsplannen, die bindend waren voor iedereen. Het geheel gebaseerd op het subsidiariteitsprincipe: elk niveau kreeg een eigen rol en taak. Vlaanderen, de provincies en alle gemeenten beschikken vandaag over een structuurplan en vele uitvoeringsplannen – hetgeen een succes kan genoemd worden.
Een trendbreuk? Nee!
Werd dit vooropgezet beleid ook gerealiseerd? Slechts in zeer beperkte mate, en zeker niet op Vlaams niveau. De verrommeling ging gewoon verder: ongebreidelde lintbebouwing, verkavelingen, U-places, opoffering van natuurgebied,… Wezenlijke kwesties die de ‘goede’ ordening en de kwaliteit van de ruimte fundamenteel bepalen werden niet aangepakt – althans niet vanuit een ruimtelijk geïntegreerd perspectief: de luchthavenomgevingen, de metamorfose van de open ruimte, de noodzakelijke relatie tussen woonuitbreiding en openbaar vervoer, de onoordeelkundige suburbanisatie van de economische bedrijvigheid,… Van het noodzakelijk geïntegreerde beleid voor de grootstedelijke gebieden is helemaal geen sprake, buiten de initiatieven die sommige lokale besturen nemen. Terwijl heel wat kwesties op dit niveau moeten worden aangepakt: de woningmarkt, mobiliteit, landsschapsontwikkeling, de ontwikkeling van de gewestwegen en hun omgeving,…
Op gemeentelijk en deels provinciaal niveau ligt het wel enigzins anders. Sommigen gebruiken het instrumentarium zoals het bedoeld is: als een ‘strategisch’ beleidsplan met een visie, uitvoeringsprogramma’s en projecten, én als generiek kader voor de projecten van derden. Enkele steden pasten eveneens de taken van hun administratie aan door naast het generieke beleid ook een actief beleid te ontwikkelen. Het goed uitgebouwde Stedenbeleid gaf hieraan een sterke impuls.
Een vleugellam RSV
Het gebrek aan een actief gebiedsgericht geïntegreerd ruimtelijk beleid op Vlaams niveau maakt het RSV grotendeels vleugellam. Het feitelijk beleid wordt overgelaten aan de verschillende beleidssectoren, die elk vanuit hun eigen doelstellingen beslissingen nemen. Het RSV blijft louter een – weliswaar noodzakelijk – kader waar men al dan niet rekening mee houdt. Het RUP wordt enkel gebruikt om bestemmingen te bepalen en niet om het ruimtelijk beleid ‘uit te voeren’. Dat was nochtans de opzet van het instrument. Het RSV mist dus een actief uitvoeringsorgaan met de capaciteit en de mogelijkheid om ruimtelijke processen te managen en complexe projecten te realiseren. Het plan mist een strategisch karakter, prioriteitsstelling, programma’s, projecten en middelen. En ‘een visie zonder plan en uitvoeringsmiddelen blijft een droom’. Of dit mogelijk is binnen een sectoraal verzuilde Vlaamse organisatie, is een andere vraag.
Een laatste belangrijke inhoudelijke kwestie is de definitie die het RSV geeft aan ‘stedelijke gebieden’ als basis van de bestaande ruimtelijke structuur. Ze steunt op de hiërarchie van kernen waarvan werd aangenomen dat deze ook de gewenste ruimtelijke structuur van Vlaanderen zou moeten bepalen. De bestaande ruimtelijke structuur van Vlaanderen wijkt hier nochtans sterk van af omwille van de feitelijke ontwikkelingen na 1950: de suburbanisatie en de veeltallige lineaire ontwikkelingen. Dit werd ten andere aangetoond in een voorbereidende studie voor het RSV. Maar bij de aanduiding van de stedelijke gebieden werd hiermee geen rekening gehouden. Indien dit wel zou gebeuren, zou het motto ’iedereen terug naar de stad’ en de concepten ‘verdichting’ en ‘gedeconcentreerde bundeling’ een heel andere invulling krijgen.
Gaat het BRV hierin verandering brengen? Weinig waarschijnlijk. Iedereen klaagt over de funeste effecten van een slechte ruimtelijke planning (files, milieu,…), maar niemand durft wezenlijk ingrijpen. En daarom…
RED VLAANDEREN! IN 5 HANDIGE TIPS:
- Concentreer alle bebouwing in stedelijke gebieden en kernen die optimaal ontsloten worden door prioritaire lijnen van openbaar vervoer. Bevries alle andere niet bebouwde woongebieden, heroriënteer de bestemming in natuur- en overstromingsgebieden en voorzie hiervoor de middelen. Schuif de verantwoordelijkheid hiervoor niet door naar de gemeenten. Herdefinieer het begrip ‘bouwgrond’ op basis van criteria zoals nabijheid openbaar vervoer, verkeersfunctie van een weg, aansluiting op diensten, overstromingsgevaar,… De ligging in een woonzone mag niet langer het enige criterium zijn.
- Verdicht perifere woongebieden op geschikte plekken. Dun uit op andere plekken. Dus niet zonder meer ‘overal’ aanpassen van verkavelingsvoorschriften die grotere dichtheid toelaten. Laat ook geen verkavelingen meer toe in ongeschikte gebieden.
- Ontwikkel een gebiedsgericht en geïntegreerd strategisch beleid, met aanduiding van een beperkt aantal strategische Vlaamse ruimten, uitwerking van een strategisch plan en realisatie van complexe strategische stedelijke en landschappelijke projecten in de gekozen gebieden. Voorbeelden kunnen zijn: het Brusselse/Antwerpse Ringgebied, de steenwegen (bv Mechelen-Leuven), luchthavenomgevingen, gemengde regionale landschapsparken, regionale bosgebieden,… Een systematische aanpak dringt zich op, gerelateerd aan keuzen, middelen en een beleidsstructuur. Start met voorbeeldgebieden (bvb. de Gentse Kanaalzone).
- Ontwikkel door reorganisatie een gebiedsgericht beleid naast een sectoraal beleid. Dit kan door bv. het politieke provinciale niveau op te heffen en de administratie om te vormen tot coördinerende en integrerende gebiedsverantwoordelijke op Vlaams niveau.
- Reorganiseer de administratie ruimtelijke ordening: een dienst voor de ontwikkeling van het generiek beleid d.m.v. het uitwerken van ‘kaders’, al dan niet met een juridische status; een dienst voor het ontwerpen van strategische plannen voor strategische ruimten op een procesmatige manier en een team voor een actief beleid verantwoordelijk voor het managen, ontwerpen en uitvoeren van geïntegreerde strategische complexe projecten.
Afbeelding: originele schets van Jef Van den Broeck in de aanloop naar het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen